Izaak woont tijdens de oorlog met zijn vrouw Theodora en zoon in Amsterdam aan de Nieuwe Prinsengracht. Hij is kleermaker van beroep en van joodse afkomst. Begin mei 1943 worden Izaak en zijn vrouw opgepakt en in Kamp Vught gevangen gezet.

SS-bewakers
Op 16 mei 1943 is Izaak in Kamp Vught met ongeveer duizend andere gevangenen, waarvan ongeveer de helft van joodse afkomst, stenen aan het versjouwen. De gevangenen lopen in een ovaal achter elkaar aan, van de plek waar de stenen liggen, naar het bos en weer terug. Er zijn ongeveer 20 SS-bewakers aanwezig met aangelijnde honden. De gevangenen worden door de bewakers geslagen en vernederd en door de honden gebeten. Izaak vraagt aan een bewaker of hij even uit de rij mag. De SS′er wijst hem vervolgens een plaats aan, ongeveer 100 meter van hem verwijderd. Wanneer Izaak op de aangewezen plek komt schiet de SS′er en wordt Izaak getroffen. Drie kwartier laten de bewakers Izaak in de greppel liggen terwijl ze hem vertellen dat hij door moet werken. Izaak kreunt hoorbaar van de pijn. Daarna wordt Izaak met een brancard weggebracht, in de avond overlijdt hij aan zijn verwondingen. Volgens de Duitse akte van overlijden is Izaak overleden aan een inwendige bloeding door een verwonde long. De SS′er, die door mede-gevangenen verantwoordelijk wordt gesteld voor deze daad, heeft altijd zijn betrokkenheid ontkend.

Gezin
Izaaks vrouw, Theodora, wordt op 6 juli 1943 naar Sobibor gebracht en daar op 9 juli 1943 om het leven gebracht. Hun zoon overleeft de oorlog in de onderduik.

Bronnen:

• Sterbebuch 1943
• Joods Monument
• Proces verbaal D. Wijnschenk
• Proces verbaal M. Trompetter