Julius woont samen met zijn vrouw Cornelia en drie kinderen in Amsterdam, hij is vertegenwoordiger van beroep. Tijdens de oorlog wordt Julius door de Duitsers gearresteerd en gevangen gezet in het Judendurchgangslager in Vught.
Zwaar werk
Op 4 december 1943 moeten een aantal joodse gevangenen, onder wie Julius, stenen verplaatsen in Vught. De gevangenen lopen achter elkaar met kruiwagens vol met stenen die ze over een traject van ongeveer 2 kilometer richting de IJzeren Man moeten verplaatsen. Het verplaatsen van stenen is erg zwaar werk en Julius heeft hier veel moeite mee. Zijn medegevangenen nemen stenen van hem over. De bewakers zien dit en laden de kruiwagen van Julius juist extra vol. Julius kan niet in de rij blijven en wordt door de SS’ers opgejaagd tot hij voorover over zijn kruiwagen valt. De SS’er Huber geeft daarop het bevel om Julius neer te schieten, er worden twee schoten gelost waarna Julius, nog levend, aan de kant wordt gelegd. Daar heeft hij vermoedelijk tussen de drie en vier uur gelegen. Huber meldt het voorval aan de kampcommandant en samen met de commandant en een kampdokter keert hij terug. Daarop wordt Julius naar de ziekenbarak gebracht.
Na de oorlog geeft een Nederlandse SS’er toe Julius te hebben doodgeschoten. Huber verklaart slechts aanwezig te zijn geweest, maar ontkent elke betrokkenheid.
Bronnen:
- Sterbebuch 1943
- Joods Monument
- Proces-verbaal M. Trompetter
- Proces-verbaal Nederlandse SS’er
- Proces-verbaal G. Huber