Abraham Luteijn groeit op in Zeeuws-Vlaanderen en verhuist later naar Amsterdam. Daar is hij hoofdinspecteur van de politie. Tijdens de oorlog is Abraham ondercommandant op het hoofdkantoor van de OD in Amsterdam. Abraham smokkelt wapens voor het verzet en waarschuwt de Joodse bevolking wanneer hij kan voor komende razzia’s. Op enig moment wordt hij door collega’s verraden en gearresteerd. In 1942 zit Abraham opgesloten in Kamp Haaren en correspondeert hij met zijn echtgenote. Daarnaast schrijft hij in augustus 1944 een laatste brief aan zijn dochters vanuit het Oranje Hotel in Scheveningen. Waarschijnlijk is Abraham eind augustus vanuit Scheveningen naar Vught gebracht en daar door de Duitsers op Dolle Dinsdag gefusilleerd.
Bronnen:
- Sterbebuch 1944
- Erelijst van gevallenen 1940-1945
- Archief Hetty Voûte
- Familie