Jan Flens woont met zijn moeder, vier broers en drie zussen op het Noordeinde in Oostzaan in een zogenaamde halve woning. Jan is het oudste kind, vader overlijdt als Jan 26 jaar oud is. Het gezin heeft het niet breed, het leven is in de jaren dertig voor velen zwaar door de economische crisis. Dankzij het bezit van een achttal koeien kan Jan huis aan huis melk verkopen, zijn melkbussen vervoert hij op een hondenkar.

Ook tijdens de oorlog heeft Jan zo wat extra inkomsten, al is het verboden buiten de distributie om melk en vlees te verkopen. Het wordt meer gedaan in Oostzaan – en niet alleen daar. De controle op illegaal slachten en zwarthandel is streng; wie betrapt wordt, kan op een zware straf rekenen. Als gevolg van een arrestatie in Oostzaan, waarbij de gearresteerde gedwongen wordt namen te noemen, wordt ook Jan gearresteerd. Over het algemeen is de straf voor dit soort vergrijpen maximaal een half jaar gevangenschap.

Jan komt in 1942 terecht in Kamp Amersfoort en wordt begin 1943 overgebracht naar het net in gebruik genomen Kamp Vught. Het kamp is nog in opbouw. Er zitten geen ruiten in de sponningen, de keuken functioneert niet tot nauwelijks en het drinkwater is niet schoon. Velen worden ziek, terwijl medische voorzieningen ontbreken. Het aantal slachtoffers in de beginperiode is groot.
Volgens de gegevens op de akte van overlijden in het Sterbebuch 1943 sterft Jan Flens op 9 februari 1943 om elf uur in de avond aan algehele uitputting.

Bron:

• Sterbebuch 1943
• Familie Flens
• Foto: Familiealbum